-
1 Glaube
Glaube〈m.; Glaubens〉♦voorbeelden:1 guten Glaubens • te goeder trouw, in goed vertrouwenjemandem seinen Glauben lassen • iemand in zijn geloof latenjemandes Worten keinen Glauben schenken • aan iemands woorden geen geloof hechtender Glaube an die Ehrlichkeit • het geloof in de eerlijkheidim Glauben, dass … • in de overtuiging, mening dat …im guten Glauben, in gutem Glauben • op goed geloof, te goeder trouwin dem Glauben leben • in de mening verkerensich in dem Glauben wiegen, dass … • in de waan verkeren dat … -
2 guten Glaubens
te goeder trouw, in goed vertrouwen -
3 gutgläubig
gutgläubig
См. также в других словарях:
Unwissend — 1. Ist einer auch unwissend, er wird durch Schläge nicht klug. Holl.: Smijt den onwetende, hij wordt erger; smijt den goede hij wordt beter. (Harrebomée, II, 140b.) 2. Je unwissender, um so kecker. Schwed.: Ovett gjör dumdristig. (Grubb, 659.) 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon